Ik hou van verhalen. Ze starten fluisterend en worden telkens opnieuw doorverteld. Mijn verhaal start in een grijze bibliotheek waar ik boeken verslind. Later vind je me terug in de voorleeshoek van het eerste
leerjaar. Buiten is het donker en de ruiten zijn aangedampt. We voelen ons veilig en sterk in een fantastische wereld. Wij kunnen echt een draak verslaan!
Soms ontsnappen draken uit die sprookjeswereld en lopen verloren in een land waar ze niet thuishoren. In een volgend hoofdstuk ga ik samen met kinderen en volwassenen op pad: we ontmoeten de draak en sluiten vriendschap.
Een extra dimensie wordt toegevoegd wanneer ik samen met mijn dochter en collega Elisabeth een eerste therapeutisch kinderboek schrijf: Col en Pad. Elisabeth zorgt als psycholoog voor een stevig fundament en ik schrijf onze woorden.
Everzwijn Wanda begrijpt er niets van.
Waarom kan ze niet leren toveren op school?
Waarom heeft Grote Haas zo’n vreemde lach en wat is er aan de hand met Wolf?
Naarmate de jaarlijkse loopwedstrijd nadert, stijgt de spanning.
Een ontroerend verhaal over pesten en vriendschap.
Col is niet perfect. Zijn huisje is een rommelhoop, hij kan veranderingen niet plaatsen en wordt erg driftig. Hij moppert en piekert.
Wanneer iets niet lukt, loopt hij weg. En hij heeft ongelooflijke vreetbuien. Nét deze beer, die zo veilig aanvoelt omwille van zijn tekortkomingen, blijkt op het einde van het verhaal een held te zijn. Een beer met een gouden hart, een beer om van te houden.